Rechtbank Den Haag oordeelt dat de door de gemeente in de bezwaarfase aan X verstrekte taxatiekaart voldoet aan de eisen van art. 40 Wet WOZ.

X is eigenaar en gebruiker van een woning waarvan de WOZ-waarde 2104 is vastgesteld op een bedrag van € 211.000. X bepleit een waarde van € 207.000. Hij voert daartoe aan dat bij het bepalen van de waarde de gemeente de vergelijkingsmethode niet juist heeft toegepast, nu de heffingsambtenaar in de bezwaarfase geen openheid heeft gegeven over de waardebepaling, in het bijzonder niet over de secundaire objectkenmerken.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de door de gemeente in de bezwaarfase aan X verstrekte taxatiekaart voldoet aan de eisen van art. 40 Wet WOZ. De enkele omstandigheid dat de heffingsambtenaar in de taxatiekaart geen afzonderlijke waarde aan de secundaire objectkenmerken of objectonderdelen van de woning van X en de vergelijkingsobjecten heeft toegekend maakt niet dat de WOZ-waarde onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank oordeelt verder dat de gemeente de vastgestelde WOZ-waarde aannemelijk heeft gemaakt, zodat het beroep van X ongegrond is.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 40

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 13 oktober

40

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen