X bv doet BPM-aangiften voor vijftien uit andere EU-lidstaten afkomstige personenauto's met schade. Voor alle auto's is de afschrijving bepaald door middel van een taxatierapport met een gedetailleerde schadecalculatie. Van de schade is steeds 72% in mindering gebracht op de handelsinkoopwaarden. X bv stelt later echter dat 100% van de schade aftrekbaar is. Hof Den Haag (16 juni 2017, nrs. 17/00203 t/m 17/00217, V-N 2017/52.8) wijst de zaak terug, aangezien de rechtbank voor elk van de auto's had moeten onderzoeken of het bewijs – de taxatierapporten, schadecalculaties en beeldmateriaal – voldoende is om de stelling van X bv te staven, in plaats van deze stelling af te wijzen met de motivering dat X bv zich slechts in algemene bewoordingen tegen toepassing van de 72%-norm heeft verzet.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat in de schadecalculaties, ook in samenhang met het beeldmateriaal, onvoldoende steun is te vinden voor de conclusie dat één of meer auto's schade had met een hogere waardevermindering dan 72% van de gecalculeerde herstelkosten. In de rapporten staat namelijk slechts "Van de vermeende herstelkosten hebben wij 72% opgevoerd als waardevermindering". X bv slaagt dus niet in de op haar rustende bewijslast dat sprake is van een hogere waardevermindering (zie Bijlage I, Uitvoeringsregeling BPM). De taxatierapporten zijn opgesteld door een deskundige taxateur en ook die heeft geen noodzaak gezien een hogere aftrek dan 72% in acht te nemen. De schades zijn ook onvoldoende uitzonderlijk van aard om een andere conclusie te rechtvaardigen. De beroepen van X bv zijn ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 5 maart