De heer X exploiteert een taxibedrijf. In dit kader krijgt X in 2009 en 2010 voor twee personenauto’s BPM-teruggaven van respectievelijk € 23.101 en € 13.357. Na een boekenonderzoek stelt de inspecteur dat auto 2 slechts sporadisch voor taxiritten wordt gebruikt en dat deze gelet op de geconstateerde verkeersboetes hoofdzakelijk is bestemd voor gebruik door de broer van X. In geschil is de BPM-naheffing van € 22.336, alsmede de vergrijpboete van € 11.167. Volgens Rechtbank Gelderland mogen de ANPR-gegevens waar de verkeersboetes op zijn gebaseerd niet ten grondslag liggen aan de naheffing. Voor auto 2 vervalt daarom de naheffing. De naheffing wordt verminderd tot € 8983 en de boete tot € 4041. De inspecteur stelt in hoger beroep dat auto 2 altijd is gesignaleerd met gele in plaats van de verplichte blauwe kentekenplaten.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat uit het niet voeren van blauwe kentekenplaten niet zonder meer worden afgeleid dat auto 2 niet minimaal 90% voor taxivervoer is gebruikt. Onder taxivervoer wordt namelijk verstaan ‘personenvervoer per auto tegen betaling, niet zijnde openbaar vervoer’. Voor die kwalificatie is het kenteken dus niet van doorslaggevende betekenis. Het maakt ook niet uit dat X geen informatie kan geven over zijn vaste klanten voor wie lange standaardritten werden gereden. Taxivervoer vindt in de regel namelijk op anonieme basis plaats. Door de verkoop van auto 2 in 2012 was de naheffing deels wel gegrond. De rechtbank heeft echter abusievelijk de gehele naheffing voor auto 2 laten vervallen. De aanslag had verminderd moeten worden tot € 13.435. De boete voor auto 2 moet wel vervallen, aangezien de inspecteur dit aanvankelijk op een geheel ander feitencomplex baseerde. Het beroep van de inspecteur is deels gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 19 juni