Belanghebbende, de heer X, exploiteert een taxibedrijf. Het vervoer betreft hoofdzakelijk school- en luchthavenvervoer. Het aantal gewone straatritten is te verwaarlozen. X gebruikt vier auto's, waarvoor BPM-teruggaven zijn gekregen. Na een zeer kort boekenonderzoek stelt de inspecteur dat niet wordt voldaan aan de 90%-eis. De auto's moeten namelijk geheel of nagenoeg geheel worden gebruikt voor het verrichten van taxiritten. De auto's mogen niet meer dan 10% worden gebruikt voor andere doeleinden. In geschil is de BPM-naheffingsaanslag van € 7.588. Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt de inspecteur in het gelijk. X stelt in hoger beroep dat de rittenstaten moeten worden gecombineerd met computerbestanden uit zijn administratie en dat daaruit volgt dat aan de 90%-eis wordt voldaan.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat het bewijs dat X heeft overgelegd geschikt is om aan te tonen dat voldaan is aan de 90%-eis. Door zich enkel te richten op de rittenstaten en door de " te bewerkelijke" computerbestanden te negeren, heeft de inspecteur een te beperkt beoordelingskader aangelegd. Met hetgeen X heeft verstrekt, dan wel heeft willen verstrekken, wordt hij geacht voldoende te hebben aangevoerd om zich van zijn bewijsopdracht te kwijten. De aanslag wordt vernietigd. Het hoger beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 31 augustus