Belanghebbende, de heer X, woont in Nederland. Hij neemt in 2011 en 2015 via diverse aanbieders deel aan buitenlandse pokerspelen op internet. In geschil zijn diverse naheffingsaanslagen kansspelbelasting. Een deel van de aanbieders is gevestigd binnen de EU. Voor dat deel van de naheffing is in geschil of de kansspelbelasting in strijd is met het vrije verkeer van diensten, of verliezen die zijn behaald bij een EU-aanbieder mag worden verrekend met de winst die in dezelfde maand is behaald bij een buiten de EU gevestigde aanbieder en of de heffing van kansspelbelasting in strijd is met art. 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat X aannemelijk maakt dat twee aanbieders op Malta, dus binnen de EU, zijn gevestigd en dat de heffing van kansspelbelasting dus ook in zoverre in strijd is met het vrije EU-verkeer van diensten (zie HR 27 februari 2015, nr. 13/04929, V-N 2014/58.22). De heffing is wel terecht ten aanzien van de winsten die zijn behaald bij aanbieders buiten de EU. Er is voorts geen aanleiding om de verliezen behaald bij aanbieders binnen de EU te verrekenen met winsten behaald bij aanbieders buiten de EU. Het wettelijke uitgangspunt dat voor de heffing wordt aangesloten bij de op individuele momenten gemaakte winsten zonder rekening te houden met de inzetten is niet van iedere redelijkheid ontbloot en valt dus binnen de aan de wetgever toekomende ruime beoordelingsmarge. De naheffing is dus niet in strijd met art. 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. De beroepen van X zijn deels gegrond. Vanwege de overschrijding van de redelijke termijn krijgt X een immateriële schadevergoeding van € 1.000.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 56
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Europees belastingrecht, Kansspelbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 17 juli