De Tribunal Económico-Administrativo Central de Madrid dient in 2014 een verzoek in om een prejudiciële beslissing. Materieel betreft de zaak de fiscale afschrijving in Spanje van financiële goodwill voor verwervingen van buitenlandse deelnemingen. Thans is echter in geschil of de TEAC een ‘rechterlijke instantie’ is in de zin van art. 267 VWEU.
Advocaat-generaal Hogan concludeert dat het Spaanse Tribunal Económico-Administrativo Central de Madrid geen ‘rechterlijke instantie’ is in de zin van art. 267 VWEU. Volgens de A-G genieten de leden van de TEAC niet de mate van onafhankelijkheid die vereist is om deze instantie als een rechterlijke instantie in de zin van art. 267 VWEU te kunnen beschouwen. Zo ontberen de leden de wezenlijke eigenschap van de vaste ambtstermijn. Verder wijst de A-G er op dat bepaalde leden van de bijzondere kamer van de TEAC sterke institutionele banden met de Belastingdienst hebben. Er kunnen dan ook vraagtekens worden gezet bij de onafhankelijkheid van de TEAC. De A-G is dan ook van mening dat de beslissing van het Hof van Justitie EU in de zaak Gabalfrisa e.a. van 21 maart 2000 (C‑110/98 - C‑147/98), dat de TEAC wel degelijk een rechterlijke instantie was in de zin van art. 177 EG-verdrag, niet langer houdbaar is. Het Hof van Justitie EU is dan niet bevoegd om de vragen van de TEAC te beantwoorden.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 267
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Europees belastingrecht
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal)
Editie: 2 oktober