Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur, door lopende een strafrechtelijk onderzoek naar X de primitieve aanslag in bezwaar te verminderen, een ambtelijk verzuim heeft begaan dat navordering in de weg staat.
X doet aangifte van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 131.224. De inspecteur legt op 8 januari 2014 een primitieve aanslag op conform de aangifte. Op 11 januari 2014 dient X als bezwaarschrift een gewijzigde aangifte in naar een inkomen van € 38.523. De inspecteur kondigt op 15 oktober 2014 een boekenonderzoek aan. Op 21 oktober 2014 ontvangt hij een signaal dat er een strafrechtelijk onderzoek gaande is naar X. Op 10 december 2014 komt de inspecteur aan het bezwaar van X tegemoet, maar legt op 25 november 2017 een navorderingsaanslag op met een hoger verzamelinkomen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur, door lopende een strafrechtelijk onderzoek naar X de primitieve aanslag in bezwaar te verminderen, een ambtelijk verzuim heeft begaan dat navordering in de weg staat. Door zonder goede redenen niet de uitkomst van het strafrechtelijk onderzoek af te wachten heeft de inspecteur zich schuldig gemaakt aan een ambtelijk verzuim. Hij kan daarom niet meer via navordering terugkomen op de vermindering van de primitieve aanslag in bezwaar. Van kwade trouw is geen sprake omdat de, in de ogen van de inspecteur aanzienlijk te lage, herziene aangifte pas is gedaan nadat de aanslag is opgelegd. Kwade trouw kan geen betrekking hebben op gedragingen die plaatsvinden ná het vaststellen van de aanslag (HR 9 juni 2023, 20/02893, V-N 2023/28.18).
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 29 november
Informatiesoort: VN Vandaag