Grattan plc houdt zich bezig met postorderverkoop. Zij maakt daarbij gebruik van agenten. De agenten ontvangen een commissie van 10% voor bestellingen die zij voor zichzelf en voor derden bij Grattan plaatsen. De agenten kunnen de tegoeden die zij op hun rekeningen ontvangen per cheque opnemen of verrekenen met tegen hen openstaande vorderingen van Grattan. De Britse Belastingdienst beschouwt de tegoeden voor aankopen door derden als een vergoeding voor diensten van de agenten voor de verzorging van de derde klanten. Grattan stelt echter dat de commissies een beperking achteraf vormen van de tegenprestatie, en dus ook van de belastinggrondslag voor de goederenleveringen door haar aan de agenten, zodra deze over de tegoeden beschikken. Volgens Grattan heeft zij dan ook teveel btw voldaan. De Britse rechter heeft een prejudiciële vraag in deze zaak gesteld.
Het Hof van Justitie EU (HvJ EU) oordeelt dat Grattan geen recht heeft op reductie, met terugwerkende kracht, van de belastinggrondslag voor het aan de agenten toegekende tegoed. Het HvJ EU overweegt daarbij dat de Tweede btw-richtlijn geen artikel kende op grond waarvan herziening van de belastinggrondslag of van de voorbelasting na de levering mogelijk was.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Editie: 8 november