De Hoge Raad beslist dat de stelling dat een uitnodiging tot betaling van douanerechten dient te worden vernietigd in plaats van te worden verminderd, indien komt vast te staan dat een te hoog bedrag is geboekt en is meegedeeld, geen steun vindt in het recht.

De inspecteur heeft belanghebbende, X bv, een uitnodiging tot betaling (UTB) gezonden voor een bedrag van € 110.863,51 aan douanerechten. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 22 maart 2012, de UTB gehandhaafd. De rechtbank heeft het door X bv ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de UTB verminderd tot € 109.588,48. X bv komt in hoger beroep. Tussen partijen is niet in geschil dat het aanvankelijk aan X bv medegedeeld bedrag aan douanerechten (€ 110.863,51) te hoog was vastgesteld, nu daarin één douaneschuld was begrepen (€ 1.275,73) waarvoor de boekingstermijn van drie jaar inmiddels was verstreken. Partijen houdt verdeeld of deze omstandigheid, gelet op het arrest HvJ EU 8 november 2012, nr. C-351/11, BNB 2012/318, tot gevolg heeft dat de gehele UTB dient te worden vernietigd, zoals X bv stelt, maar de inspecteur bestrijdt. Hof Amsterdam verklaart het hoger beroep ongegrond. Anders dan X bv heeft bepleit volgt uit het arrest van het HvJ EU niet dat de UTB ongeldig is. X bv komt in cassatie.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond. In artikel 7:6, lid 3, van de ADW is bepaald dat op een aanslagbiljet verschillende mededelingen van bedragen aan rechten mogen worden vermeld. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat met het derde lid is bedoeld mogelijk te maken niet voor elk bedrag aan rechten apart een aanslagbiljet aan de schuldenaar te hoeven zenden. De inspecteur heeft in overeenstemming met artikel 7:6, lid 3, van de ADW op het aanslagbiljet 112 uitnodigingen tot betaling vermeld. De beslissing van de rechtbank dat één uitnodiging tot betaling niet in stand kan blijven heeft dan ook geen gevolgen voor andere, op hetzelfde aanslagbiljet vermelde uitnodigingen tot betaling waarvan de daaraan ten grondslag liggende geboekte bedragen niet onjuist zijn. De Hoge Raad merkt nog op dat in dit soort gevallen de inspecteur of de rechter de zaak zelf kan afdoen. Dit kan door zijn uitspraak in de plaats te stellen van de voor het overige gehandhaafde uitnodiging tot betaling. Het door de inspecteur opnieuw opmaken en uitreiken van een uitnodiging tot betaling voor dezelfde schuld is in zo'n geval niet nodig.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Douane

Instantie: Hoge Raad

Editie: 23 november

14

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen