Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat door de hoogte van de rekening van € 296, waarvan de niet tijdige betaling het eerste verzuim vormde, er geen wanverhouding is tussen de ernst van het beboetbare gedrag ad € 61 en de boete van € 147.

De heer X voldoet in 2014 twee keer een rekening motorrijtuigenbelasting te laat. De eerste keer had betrekking op een betaling van € 296. De twee keer op een betaling van € 61. In geschil is of terecht een verzuimboete van € 147 is opgelegd ter zake van de niet tijdige betaling van € 61. Niet in geschil is dat na de eerste keer een verzuimmededeling is gedaan. Rechtbank Noord-Nederland stelt de inspecteur in het gelijk. X gaat in hoger beroep.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat door de hoogte van de rekening van € 296, waarvan de niet tijdige betaling het eerste verzuim vormde, er geen wanverhouding is tussen de ernst van het beboetbare gedrag en de hoogte van de boete. Ook voor het overige is het beroep van X ongegrond. Zijn stelling dat door verrekening van de door de ontvanger aan hem uit te betalen bedragen de tweede rekening ruimschoots voor de uiterste betaaldatum is voldaan, vindt geen steun in de feiten.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 14

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67c

Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 11 augustus

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen