Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur terecht IB-aanslagen aan X heeft opgelegd. De inspecteur maakt niet aannemelijk dat X inkomsten uit de hennepteelt heeft genoten, wel is aannemelijk dat X inkomsten heeft genoten uit een niet nader te noemen bron van inkomen.

X drijft sinds september 2000 een onderneming. Hij heeft over de jaren 2012 tm 2015 aangifte IB gedaan naar een inkomen uit werk en woning van nihil, dan wel een negatief inkomen. Het aangegeven inkomen uit werk en woning over 2016 bedroeg € 1064. Op 19 oktober 2016 treft de politie een hennepkwekerij aan in een door X verhuurde woning. Naar aanleiding van het politieonderzoek legt de inspecteur IB-(navorderings)aanslagen op aan X. X is het hier niet mee eens. Hij is namelijk vrijgesproken door de strafrechter.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur terecht IB-navorderingsaanslagen aan X heeft opgelegd. Volgens de rechtbank maakt de inspecteur weliswaar niet aannemelijk dat X inkomsten uit de hennepteelt heeft genoten, wel is aannemelijk dat X inkomsten heeft genoten uit een niet nader te noemen bron van inkomen. De vermogensvergelijking laat over alle jaren een negatief saldo zien. X heeft dan niet de vereiste aangifte gedaan en de bewijslast wordt omgekeerd. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat de schatting van de inspecteur van de inkomsten van X redelijk is. In de beroepsfase heeft de inspecteur de vermogensvergelijking aangepast naar aanleiding van opmerkingen van X in zijn beroepschrift. Uit de uiteindelijke vermogensvergelijking volgt dat X ook na de aanpassingen meer uitgaven heeft gedaan dan dat hij (bekende) inkomsten heeft gehad. De rechtbank vermindert de (navorderings)aanslagen naar de uiteindelijk door de inspecteur berekende bedragen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.90

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 9 juli

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen