Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de aangifte een verzorgde indruk maakte en de niet-onwaarschijnlijke mogelijkheid openliet juist te zijn. Er is geen sprake van een ambtelijk verzuim, zodat de inspecteur terecht navordert.

B houdt de aandelen in A bv. In 2010 overlijdt belanghebbende, X, de echtgenote van B. X heeft B tot erfgenaam benoemd. In de IB-aangifte van X wordt geen ab-winst aangegeven in verband met de fictieve vervreemding van de aandelen in verband met het overlijden van X. De inspecteur legt een IB-navorderingsaanslag op. X stelt dat de inspecteur niet beschikt over een nieuw feit. Verder beroept zij zich op art. 4.17a en art. 4.12a Wet IB 2001.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de aangifte een verzorgde indruk maakte en de niet-onwaarschijnlijke mogelijkheid openliet juist te zijn. Aangezien de inspecteur de aangifte alleen op een punt nader moet onderzoeken wanneer het onwaarschijnlijk is dat de aangifte op dit punt juist is, is er geen sprake van een ambtelijk verzuim. De inspecteur beschikt volgens de rechtbank dan ook over een nieuw feit. Nu B ter zitting de stelling inneemt dat er geen sprake is van het drijven van een onderneming, komt een beroep op de doorschuifregeling van art. 4.17a Wet IB 2001 niet aan de orde. Voor het beroep op art. 4.12a Wet IB 2001 overweegt de rechtbank dat dit artikel wordt toegepast op verzoek van de erfgenamen van X, en ziet op dividenduitkeringen die de erfgenamen genieten. Toepassing van deze bepaling kan in de onderhavige procedure dan ook niet aan de orde komen. De navorderingsaanslag blijft in stand.

Lees ook het thema Navordering.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 4.17a

Wet inkomstenbelasting 2001 4.12a

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 26 september

15

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen