De heer X (belanghebbende) is veehouder en handelt daarnaast in vee. X handelt kortstondig ook in landbouwwerktuigen. X koopt deze in Nederland en de meeste gaan vervolgens naar België. Na een boekenonderzoek stelt de inspecteur dat X met betrekking tot leveranties aan de Belgische firma M ten onrechte het nihiltarief heeft toegepast. In geschil is of de transacties terecht bij X door middel van naheffing zijn belast tegen het 19%-tarief. X stelt dat hij steeds zaken deed met de heer M, die hij kende uit de veehandel en erop vertrouwde dat M de firma M vertegenwoordigde. De werktuigen werden steeds naar de grens gebracht en daar contant afgerekend. De firma M ontkent thans echter zaken met X te hebben gedaan en stelt ook de heer M niet te kennen. Rechtbank Breda oordeelt dat X voldoende voorzorg heeft betracht door het identiteitsbewijs van de heer M op te vragen en het BTW-identificatienummer van de firma M te verifiëren. X mocht er op vertrouwen dat hij zaken deed met firma M en dat hij het nihiltarief kon toepassen. Het is geloofwaardig dat het in de (vee)handel niet gebruikelijk is om de link tussen de afnemer en diens contactpersoon te verifiëren. Het doet er ook niet toe dat veel inkopen van X plaatsvonden bij diverse Nederlandse bedrijven, die zich schuldig hebben gemaakt aan belastingfraude. De inspecteur maakt hiermee niet aannemelijk dat sprake is geweest van carrouselfraude. Het beroep van X is gegrond. De aanslag wordt vernietigd.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 9