Hof Amsterdam oordeelt dat X U.A. in haar VPB-aangiften ten onrechte geen rentebaten heeft verantwoord in verband met de vordering van A bv op D. De inspecteur heeft deze rentebaten dan ook terecht als bijtelling aan de belastbare winst toegevoegd.

A bv vormt een f.e. met belanghebbende, X U.A. De moeder van X U.A., B, is gevestigd op Mauritius. In 2014 - 2015 verkoopt A bv voor USD 62,3 mln drie deelnemingen aan zuster D ook gevestigd te Mauritius. D voldoet de koopsom niet. Vervolgens sluiten X U.A., A bv, D en B in 2017 een overeenkomst waarbij B de vordering op D overneemt. De inspecteur is van mening dat over de vordering die X U.A. op D heeft rente moet worden berekend. X U.A. is het daar niet mee eens. Volgens X U.A. is namelijk sprake van een verkapte winstuitdeling ter grootte van de niet-betaalde koopsom. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat geen sprake is van een verkapte winstuitdeling. Uit de tekst van de overeenkomst vloeit namelijk een betalingsverplichting van de overeengekomen koopsom voort. X U.A. gaat in hoger beroep.

Hof Amsterdam oordeelt dat X U.A. in haar VPB-aangiften ten onrechte geen rentebaten heeft verantwoord in verband met de vordering van A bv op D. De inspecteur heeft deze rentebaten dan ook terecht als bijtelling aan de belastbare winst toegevoegd. Het hof acht daarbij van belang hoe een en ander in de jaarrekeningen is verantwoord en wijst verder op de tussen partijen gesloten overeenkomsten. Daarnaast wijst het hof erop dat in 2015 USD 1,8 mln op de lening is afgelost door D. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Instantie: Hof Amsterdam

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Editie: 19 juni

Informatiesoort: VN Vandaag

379

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen