Mevrouw X is samen met haar partner directeur-grootaandeelhouder van een limited, die officieel in het Verenigd Koninkrijk (VK) is ingeschreven. De limited is werkzaam in de olie- en gasindustrie. X en haar partner zijn door de ontvanger aansprakelijk gesteld voor de naheffingsaanslagen loonheffingen over 2009 tot en met 2012, inclusief de heffings- en belastingrente. De naheffing houdt verband met directors fees die niet in de (Nederlandse) loonadministratie zijn verantwoord en het - naast de 30%-regeling - op declaratiebasis uitbetalen van house- en living allowances aan X en haar partner. De limited heeft tot nu toe vergeefs tegen de aanslagen geprocedeerd (zie Rb Den Haag 11 september 2018, 17/2894 t/m 17/2899, V-N Vandaag 2018/2397).
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X terecht als bestuurder van de limited is aangemerkt. Uit de VK-stukken volgt namelijk dat zij en haar partner tot 10 juli 2014 als enigen waren gerechtigd om het beleid te voeren en beslissingen te nemen. Op voornoemde datum is weliswaar ook een 80-jarige vrouw tot bestuurder benoemd, maar het is gelet op haar leeftijd niet aannemelijk dat zij ook feitelijk als zodanig heeft gefunctioneerd. De ontvanger was op grond van het rechtszekerheids- en zorgvuldigheidsbeginsel niet verplicht om haar ook aansprakelijk te stellen. Vanwege de grove schuld van de limited - die een rechtstreeks gevolg van de beslissingen en het handelen van X en haar partner is - kan geen rechtsgeldige melding van betalingsonmacht worden gedaan. Het is niet van belang dat de melding feitelijk wel is gedaan en/of de ontvanger al op de hoogte was van de betalingsonmacht (vgl. HR 23 december 2011, 10/01211, V-N 2011/67.18 en HR 6 april 2012, 11/01496, V-N 2012/19.28). De aansprakelijkstelling van X is dus terecht. Als X het niet eens is met de weigering van de ontvanger om uitstel van betaling te verlenen en het door hem gelegde conservatoir beslag, dan zal zij zich tot de civiele rechter moeten wenden.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Invordering
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 4 juni