De Hoge Raad oordeelt dat de aansprakelijkheid voor door een fiscale eenheid verschuldigde btw niet in strijd is met het EU-recht. Voor de aansprakelijkheid is voorts voldoende dat de eenheid bestaat op het tijdstip waarop die btw verschuldigd is geworden.

Belanghebbende, X bv, maakt vanaf 2003 deel uit van een fiscale eenheid voor de btw. In mei 2012 gaan drie andere bv's van deze fiscale eenheid failliet. In verband hiermee maakt de inspecteur kort daarna per brief kenbaar dat die bv's door hun faillissement niet langer onderdeel zijn van de fiscale eenheid. Vanaf dat moment bestaat de fiscale eenheid alleen nog uit X bv en A Holding bv. In geschil is of X bv later terecht op de voet van art. 43 Invorderingswet 1990 aansprakelijk is gesteld voor btw-naheffingsaanslagen van de fiscale eenheid over het eerste en tweede kwartaal van 2012. X bv stelt dat de aansprakelijkstelling in strijd is met het EU-recht (zie HvJ EU 21 december 2011, nr. C-499/10 (Vlaamse Oliemaatschappij) V-N 2012/8.24), aangezien de betreffende aanslagen zien op leveringen en diensten van de failliete bv's. Volgens Rechtbank Noord-Holland is de aansprakelijkstelling niet in strijd met het EU-evenredigheidsbeginsel (zie o.a. HvJ EU 21 februari 2008, nr. C-271/06 (Netto Supermarkt) V-N 2008/11.16). De aansprakelijkstelling is noodzakelijk om btw-schulden van de fiscale eenheid te innen. Een fiscale eenheid bestaat namelijk alleen fiscaal en niet civielrechtelijk. Volgens Hof Amsterdam werpt het betoog van X bv in hoger beroep geen nieuw of ander licht op de zaak en bevestigt daarom in zoverre het oordeel van de rechtbank. X bv gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat de aansprakelijkheid voor door een fiscale eenheid verschuldigde btw niet in strijd is met het EU-recht. Door de inspecteur wordt namelijk bij (voor bezwaar vatbare) beschikking vastgesteld dat een fiscale eenheid bestaat en welke natuurlijke personen en lichamen daarvan deel uitmaken (zie HR 9 november 2012, nr. 11/03524, V-N 2012/58.14, r.o. 3.3.3). Voorts zijn de rechtsgevolgen van een fiscale eenheid met voldoende nauwkeurigheid wettelijk geregeld. Het is dus niet voor redelijke twijfel vatbaar dat de keuze van de wetgever om de natuurlijke personen en de lichamen die samen een fiscale eenheid vormen hoofdelijk aansprakelijk te doen zijn voor de btw-schulden van die eenheid, geen inbreuk maakt op de EU-beginselen van rechtszekerheid en evenredigheid. De aansprakelijkstelling is ook nog mogelijk als ten tijde van de beschikking tot aansprakelijkstelling de fiscale eenheid niet meer in ongewijzigde vorm bestaat. Voor de aansprakelijkheid is namelijk voldoende dat de eenheid bestaat op het tijdstip waarop die btw verschuldigd is geworden. Het beroep van X bv is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 43

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Invordering

Instantie: Hoge Raad

20

Gerelateerde artikelen