Belanghebbende, X, is in het jaar 2013 failliet verklaard. A is als curator benoemd. De ontvanger heeft X op de voet van artikel 43 van de IW 1990 bij beschikking van 29 augustus 2014 aansprakelijk gesteld voor door de fiscale eenheid B bv en C bv verschuldigde omzetbelasting over de tijdvakken 2012 en 2013. De ontvanger beschikt niet over een afschrift van een beschikking zoals bedoeld in art. 7 lid 4 Wet OB 1968, waarin de aanvang van de fiscale eenheid in 1998 is vastgesteld. In januari 2007 deelde X de inspecteur mee dat E bv geen deel meer uitmaakte van de fiscale eenheid. Bij brief van 12 februari 2007 bevestigde de inspecteur deze wijziging en stelde hij vast dat de fiscale eenheid bestaat uit X, B bv en F. In geschil is het antwoord op de vraag of X terecht aansprakelijk is gesteld op de voet van artikel 43, lid 1, van de IW voor niet betaalde omzetbelastingschulden van de fiscale eenheid over de tijdvakken 2012 en 2013. Meer in het bijzonder is in geschil het antwoord op de vraag of de brief van de inspecteur van 12 februari 2007 aangemerkt kan worden als een beschikking als bedoeld in artikel 7, lid 4, van de Wet OB.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant beslist dat X terecht aansprakelijk is gesteld voor niet betaalde omzetbelastingschulden van de fiscale eenheid. De inspecteur heeft met de brief van 12 februari 2007 waarin de wijziging van de fiscale eenheid is meegedeeld voldoende aannemelijk gemaakt dat de fiscale eenheid bestaat en dat X daar deel vanuit maakt. Daaraan doet niet af dat in die brief het woord beschikking niet is gebruikt. De beschikking aansprakelijkstelling is terecht en tot de juiste hoogte vastgesteld. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 7 lid 4
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting, Invordering
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 28 december