X is samen met vier broers en zusters voor 1/5e deel gerechtigd tot onroerende zaken in Marokko. Het betreft de nalatenschap van zijn vader en de totale waarde op 1 januari 2018 is € 225.857. X vermeldt zijn aandeel niet in box 3. In geschil is of de inspecteur de aangifte op dit punt terecht heeft gecorrigeerd. X overlegt een (in het Frans luidende) apostille uit 2015, waarin de echtgenote van wijlen zijn vader verklaart dat X een schuld aan de vader had, wat verrekend moet worden met de erfenis.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat op de rendementsgrondslag een schuld in mindering moet worden gebracht. Het Apostilleverdrag stelt stukken zoals de apostille vrij van het vereiste van legalisatie. Aan dit verdrag kan niet worden ontleend dat de apostille als sluitend bewijs moet worden aanvaard. De apostille is enkel een eenzijdige verklaring van iemand die stelt schuldeiser van X te zijn. Dit is onvoldoende bewijs voor het bestaan van de schuld. De totale schuld van de vijf erfgenamen zou circa € 175.000 zijn. Als hierover niets op papier is gezet, dan moeten er toch wel gegevens zijn over de wijze waarop de schuld is ontstaan en het verloop daarvan. Het maakt niet uit dat conservatoir beslag op de onroerende zaken rust. Dit heeft geen invloed op de waarde. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.3
Wet inkomstenbelasting 2001 5.2
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 16 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag