Rechtbank Den Haag oordeelt dat de navorderingsaanslag tijdig is vastgesteld en dat de schatting van de inspecteur redelijk is. De aanslag wordt wel verminderd, omdat niet vaststaat of de inspecteur met het heffingvrij vermogen rekening heeft gehouden.

X is volgens de inspecteur vanaf 2006 houder van een verzwegen rekening bij de Zwitserse UBS Bank. Na het ontkennen daarvan door X neemt de inspecteur in 2016 een informatiebeschikking, die inmiddels onherroepelijk vast staat (zie V-N 2018/40.19). In 2020 doet de FIOD een inval in zijn woning, waarbij ruim € 1,6 mln contant geld wordt gevonden. In geschil is de navorderingsaanslag over 2005 met als dagtekening 6 juli 2019. De aanslag is gebaseerd op het in 2006 aanwezige saldo.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de aanslag tijdig is vastgesteld en dat de schatting van de inspecteur redelijk is. De (verlengde) aanslagtermijn eindigde namelijk op 7 juli 2019. X heeft niet doen blijken dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is. Volgens zijn eigen berekening had de correctie bovendien hoger moeten zijn. De aanslag wordt toch verminderd, omdat niet vaststaat of de inspecteur met het heffingvrij vermogen van € 19.522 rekening heeft gehouden. Het beroep van X is slechts in zoverre gegrond.

Lees ook het thema Informatiebeschikking: stand van zaken.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 1 april

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen