Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat de auto na de vervaardiging nauwelijks is gebruikt, zodat voor de BPM-heffing sprake is van een nieuwe auto. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X doet BPM-aangifte voor een Peugeot 508 2.0 HDi Active. Bij de RDW-controle heeft de auto een km-stand van 675. Volgens de inspecteur is de geclaimde afschrijving op basis van een koerslijst niet toegestaan, omdat het een nieuwe auto is. In geschil is de naheffingsaanslag van € 3168. Rechtbank Gelderland stelt de inspecteur in het gelijk, maar geeft X wel een immateriële schadevergoeding van € 3000 wegens het overschrijden van de redelijke termijn en een proceskostenvergoeding van € 1500 voor de bezwaar- en beroepsfase. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2020/38.1.4) oordeelt dat de auto na de vervaardiging nauwelijks is gebruikt, zodat voor de BPM-heffing sprake is van een nieuwe auto. Het maakt niet uit dat de auto eerder een Duits kenteken had (vgl. HR 27 januari 2017, 16/03401, V-N 2017/7.21). Wegens het niet tijdig betalen van de immateriële schadevergoeding en de griffierechtvergoeding moet de inspecteur daarover alsnog wettelijk rente vergoeden. Het beroep van X is slechts in zoverre gegrond.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hoge Raad
Editie: 24 maart