Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt in hoger beroep dat de gebruikelijke afronding van de BPM-afschrijvingstabel in volle maanden niet van toepassing op de vijfjaarstermijn. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

X stelt op 27 januari 2017 een uit het buitenland afkomstige bestelauto op zijn naam. De auto is gekocht van een bedrijf dat op 19 januari 2017 een opgave bruto-BPM heeft ingediend. In deze opgave is het vakje vrijstellingsvergunning voor btw-ondernemers aangevinkt, maar de auto is niet op haar naam gesteld. De datum van eerste inschrijving in het kentekenregister is 27 januari 2017. De datum eerste toelating is 2 februari 2012. X geeft geen gehoor aan het verzoek van de inspecteur om BPM-aangifte te doen. In geschil is of vervolgens terecht een naheffingsaanslag van € 1969 aan hem is opgelegd. Rechtbank Zeeland-West-Brabant handhaaft de aanslag. X stelt in hoger beroep dat de vijfjaarstermijn van de afschrijvingstabel in zijn voordeel naar boven moet worden afgerond, zodat geen BPM meer is verschuldigd.

Hof ’s-Hertogenbosch (V-N 2020/35.1.3) oordeelt dat de gebruikelijke afronding in volle maanden niet van toepassing op de onderhavige vijfjaarstermijn. Sinds de eerste ingebruikneming zijn vier jaren, elf maanden en 25 dagen verstreken, zodat de aanslag terecht is. Het enkele feit dat door het bedrijf in de opgave bruto-BPM het vakje vrijstelling is aangekruist, heeft niet tot gevolg dat de vrijstelling is toegepast en dat de naheffing bij haar moet plaatsvinden. Het beroep van X is ongegrond. X gaat in cassatie, maar motiveert het beroep te laat. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 7

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 13a

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Hoge Raad

Editie: 29 december

18

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen