Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat X niet slaagt in de op hem rustende bewijslast dat de auto een ‘product van de overige lidstaten’ is als bedoeld in art. 110 VWEU. Het is namelijk onbekend waar en van wie hij de auto heeft gekocht.

X doet BPM-aangifte voor een auto, die is geproduceerd in Duitsland voor de Canadese markt en voldoet € 4626 . In geschil is de BPM-naheffingsaanslag van € 4023. Volgens X moet primair van een lagere CO2-uitstoot worden uitgegaan. Rechtbank Noord-Holland stelt de inspecteur in het gelijk. De auto is een serie geproduceerd voor de Canadese markt. Daarom is terecht de Scandinavische rekenmethode toegepast. Het is niet de bedoeling om auto’s van buiten de EU bij import gelijk te behandelen als auto’s die zich al op de Europese markt bevinden. X gaat in hoger beroep.

Hof Amsterdam oordeelt dat X niet slaagt in de op hem rustende bewijslast dat de auto een ‘product van de overige lidstaten’ is als bedoeld in art. 110 VWEU. Het is namelijk onbekend waar en van wie hij de auto heeft gekocht. De auto is mogelijk gekocht in Canada, omdat de registratie in Duitsland heeft plaatsgevonden op naam van een bedrijf dat facilitaire diensten verleent bij de im- en export van auto’s. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 6a

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 110

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Hof Amsterdam

21

Gerelateerde artikelen