Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de enkele omstandigheid dat in de IB-(overlijdens)aangifte geen inkomen uit aanmerkelijk belang is aangegeven op zichzelf bezien niet maakt dat de aangifte evident onjuist is.

Erflater, de heer A, overlijdt in 2010. Hij was in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met mevrouw X, één van de belanghebbenden. Op het moment van overlijden behoorde een aanmerkelijk belang tot de huwelijksgoederengemeenschap. In de aangifte erfbelasting is met betrekking tot het (vererfde) aanmerkelijk belang geen beroep gedaan op de bedrijfsopvolgingsfaciliteit van art. 35b SW 1956. In de IB-(overlijdens)aangifte van A voor 2010 is desondanks geen (inkomen uit) aanmerkelijk belang verantwoord. De IB-aanslag is conform de aangifte vastgesteld. In 2015 wordt de fout ontdekt door een landelijke actie waarbij gegevens zijn uitgewisseld tussen de inspecteur erfbelasting en de IB-inspecteur. In geschil is of terecht een IB-navorderingsaanslag over 2010 aan de erven is opgelegd naar een belastbaar ab-inkomen van € 799.449.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de enkele omstandigheid dat in de (overlijdens)aangifte geen inkomen uit aanmerkelijk belang is aangegeven op zichzelf bezien niet maakt dat de aangifte evident onjuist is. Het maakt niet uit dat in voorgaande jaren wel een aanmerkelijk belang was aangegeven (vgl. Hof 's-Hertogenbosch 6 oktober 2017, nr. 16/03754, V-N Vandaag 2017/2453). Er is dus geen sprake van een ambtelijk verzuim. De uitkomst van het onderzoek is een navordering rechtvaardigend nieuw feit. Het beroep is ongegrond.

Lees ook de thema's : Navordering en De Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de Successiewet

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Wet inkomstenbelasting 2001 4.17a

Successiewet 1956 35b

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting, Schenk- en erfbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 5 februari

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen