Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de handel in qat en de Hawala-diensten als bronnen van inkomen kwalificeren.

X woont samen met zijn fiscale partner en zes kinderen. X ontvangt een bijstandsuitkering, maar zou volgens een getuige ook handelen in het illegale qat. Naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek is hij veroordeeld voor het handelen in qat en ondergronds bankieren (Hawala). In hoger beroep is X ook veroordeeld voor terrorismefinanciering door de handel in en de verhuur van landbouwmachines in het buitenland. In geschil zijn de IB-navorderingsaanslagen inkomstenbelasting over 2014 tot en met 2017.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de handel in qat en de Hawala-diensten als bronnen van inkomen kwalificeren. Dit wordt gebaseerd op de bevindingen van het strafonderzoek, waaronder de uitgebreide administratie van X en tapgesprekken. X stelt vergeefs dat hij uitsluitend Hawala-betalingen in de familiesfeer deed. Hij ontving namelijk altijd een commissie van 5% en er was een zeer uitgebreide klantenkring. De schattingen van het inkomen – mede op basis van extrapolatie – zijn aannemelijk, omdat de inspecteur die heeft gebaseerd op de administratie van X zelf. Bovendien deed X nauwelijks girale betalingen voor vaste lasten en boodschappen. De aanslagen zijn dus niet te hoog.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.90

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 6 januari

Informatiesoort: VN Vandaag

59

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen