Hof Amsterdam oordeelt in navolging van de rechtbank dat de informatiebeschikking terecht is opgelegd aan X, die ontkent rekeninghouder te zijn van een buitenlandse bankrekening. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Belanghebbende, X, krijgt in 2014 vragen van de Belastingdienst over een bankrekening die hij in het buitenland zou houden. De informatie betreft de jaren 2011 en 2012. Als X stelt geen buitenlandse bankrekening te hebben, legt de inspecteur hem een informatiebeschikking op.

Hof Amsterdam (MK IV, 16 augustus 2016, 15/00758 en 15/00759, V-N 2016/54.1.2) oordeelt in navolging van de rechtbank dat de informatiebeschikking terecht is opgelegd aan X, die ontkent rekeninghouder te zijn van een buitenlandse bankrekening. Het hof volgt het oordeel van de rechtbank dat de inspecteur zich redelijkerwijs op het standpunt kon stellen dat X in 1994 rekeninghouder was van een rekening bij een buitenlandse bank. Het hof verwijst daarbij naar zijn oordeel in de procedure van X betreffende het jaar 2009 (Hof Amsterdam 1 september 2015, nr. 14/00119, V-N Vandaag 2015/2203). De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van X tegen deze uitspraak ongegrond verklaard met toepassing van art. 81 Wet RO (HR 29 april 2016, nr. 15/04594, V-N 2016/31.21.4). Het feit dat X in 1994 rekeninghouder was, is volgens het hof nog steeds van belang voor de belastingheffing over de jaren 2011 en 2012. Nu X in het geheel geen informatie heeft verschaft, is aan hem terecht een informatiebeschikking opgelegd. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Lees ook het thema Informatiebeschikking: stand van zaken.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a

Algemene wet inzake rijksbelastingen 47

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

3

Gerelateerde artikelen