Hof Den Haag oordeelt dat X niet te goeder trouw gebruikmaakt van de mogelijkheid om te procederen tegen de informatiebeschikking en alleen procedeert om te traineren. Er is sprake van onredelijk gebruik van procesrecht. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X is fiscalist met een eigen accountants- en adviespraktijk. In februari 2017 kondigt de inspecteur een boekenonderzoek aan bij X en zijn vennootschappen. In juli 2017 wordt jegens hen een informatiebeschikking genomen. Volgens Rechtbank Den Haag is de informatiebeschikking terecht, omdat X vijf maanden de tijd heeft gehad om de administratie die op het moment waarop het onderzoek werd aangekondigd, op orde en controleerbaar had moeten zijn, alsnog op orde te brengen. X gaat in hoger beroep.
Hof Den Haag (V-N 2020/22.1.7) oordeelt dat X niet te goeder trouw gebruikmaakt van de mogelijkheid om te procederen tegen de informatiebeschikking en alleen procedeert om te traineren. Zo geeft X geen enkel inzicht over wat hij van plan is aan te leveren en is niet geconcretiseerd welke acties hij de afgelopen tweeëneenhalf jaar heeft ondernomen om aan het informatieverzoek te voldoen. Vanwege het kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht heeft het geen zin om een termijn te stellen, waarbinnen X alsnog de betreffende informatie kan verstrekken. Vanuit zijn professie moet X genoegzaam bekend zijn met de verplichtingen van een administratieplichtige. De informatiebeschikking is dus rechtmatig. Het beroep van X is ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Lees ook het thema: Informatiebeschikking: stand van zaken.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 47
Algemene wet inzake rijksbelastingen 52
Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 22 februari