Aan X zijn nog niet onherroepelijke BPM-naheffingsaanslagen opgelegd. In geschil is of de ontvanger de BPM-teruggaven van X met deze aanslagen kan verrekenen en of daarbij terecht invorderingsrente in rekening is gebracht. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant moet X zich ten aanzien van de verrekeningen wenden tot de civiele rechter en is het beroep van X voor het overige ongegrond. X krijgt wel een immateriële schadevergoeding van € 1500. X stelt in hoger beroep dat de ontvanger op grond van het EU-recht niet mag verrekenen, zodat onrechte invorderingsrente in rekening is gebracht.
Hof's-Hertogenbosch bevestigt dat de bestuursrechter niet bevoegd is een oordeel te geven met betrekking tot de verrekeningen. Het is voorts gesteld noch gebleken dat de ontvanger op grond van art. 28 Inv. 1990 ten onrechte invorderingsrente in rekening heeft gebracht, zodat het beroep van X ongegrond is. Ondanks de onbevoegdheid van de rechtbank ten aanzien van de verrekeningen, was deze wel bevoegd om zich uit te spreken over de proceskosten.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Invordering, Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 15 april