Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de verklaring van de in Polen wonende vader niet wordt ondersteund door objectieve gegevens, zodat deze onvoldoende tegenbewijs is. Bovendien volgt uit de verklaring niet met ingang van welke datum de auto door de zoon ter beschikking is gesteld.

X heeft de Poolse nationaliteit en woont vanaf 24 september 2020 officieel in Nederland. Op 14 september 2021 constateert de politie dat X in een auto met Pools kenteken gebruik maakt van de openbare weg. Op 19 november 2021 doet X alsnog MRB-aangifte met als ingangsdatum 31 augustus 2021. In geschil is de MRB-naheffingsaanslag d.d. 21 november 2021 over het tijdvak 24 september 2020 tot en met 13 september 2021, alsmede de 100% verzuimboete van € 1837. Volgens X had zijn vader in Polen de auto tot en met 30 augustus 2021 aldaar in bruikleen.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de verklaring van de vader niet wordt ondersteund door objectieve gegevens, zodat deze onvoldoende tegenbewijs is. Bovendien volgt uit de verklaring niet met ingang van welke datum de auto door de zoon ter beschikking is gesteld. De MRB-aangifte baat X ook niet. Deze is namelijk ruim achteraf opgemaakt en niet binnen veertien dagen na de aanvang van het gebruik van de weg in Nederland. De boete is ook passend en geboden. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67c

Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 37

Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 34

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 28 juni

37

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen