X woont in Nederland en is op 11 mei 2023 als bestuurder aangetroffen in een Ford Transit met Pools kenteken. In geschil is de (uiteindelijke) MRB-naheffing over 11 mei 2022 tot en met 10 mei 2023 van € 1967, alsmede de 50% verzuimboete. Niet in geschil is dat X ten onrechte geen bezwaarkostenvergoeding heeft gekregen. Volgens X stond de auto hem slechts op de dag van de controle ter beschikking, omdat zijn eigen auto toen kapot was en hij daarom via zijn oom de auto van een uitzendbureau had geleend.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X zijn stelling dat hij gedurende de naheffingsperiode niet feitelijk de beschikking over de auto had niet met stukken heeft onderbouwd. De enkele verklaring van het uitzendbureau dat de auto één dag aan X was uitgeleend, is namelijk te summier en te algemeen. De boete van € 983 is ook passend en geboden. X krijgt een proceskostenvergoeding van in totaal € 2201. De vergoeding voor de beroepsfase is gematigd tot € 907, omdat X uitsluitend op een punt van onderschikt belang in het gelijk is gesteld.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 37
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 34
Instantie: Rechtbank Den Haag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 24 februari
Informatiesoort: VN Vandaag