Belanghebbende, de heer X, wordt op 26 oktober 2015 als bestuurder aangetroffen in een auto met buitenlands kenteken. De auto is eigendom van zijn zoon en X verklaart tegenover de politie dat hij de auto vaker gebruikt. In geschil is de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 25 oktober 2015 van € 12.901, alsmede de maximale verzuimboete van € 5.278. Niet meer in geschil is dat de naheffing over de periode 1 januari 2011 tot en met 11 juli 2012 onterecht is, omdat de auto toen nog eigendom was van degene van wie de zoon de auto kocht.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat het naheffingstijdvak alleen wordt aangepast als de houder er in slaagt om overtuigend aan te tonen dat de auto hem pas op een later tijdstip in Nederland feitelijk ter beschikking stond. De door X ingebrachte stukken met betrekking tot de Duitse wegenbelasting, autoverzekering en APK-keuring tonen niet aan dat de auto hem toen niet ter beschikking stond. Bij de totstandkoming van de onderhavige wettelijke fictie is door de wetgever bewust gekozen voor de langere naheffingstermijn én de zware tegenbewijsregeling (zie MvT, Kamerstukken II 2013/2014, 33 752, nr. 3, p. 52 en 53). De naheffingsaanslag wordt verminderd tot € 8.887. De boete van € 5.278 blijft echter geheel in stand. Hiertoe wordt mede in aanmerking genomen dat bij de inspecteur diverse meldingen van de politie zijn binnengekomen dat X vaker en langer over de auto beschikte. Deze meldingen hoeven in het kader van de fiscale vrije bewijsleer niet met stukken gestaafd te worden.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67c
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 34
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 9 oktober