Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat mevrouw X op het moment van de constatering van het gebruik van de weg – conform art. 7 van 83/182/EEG-richtijn - haar gewone verblijfplaats in Nederland had.

Belanghebbende, mevrouw X, is gehuwd met de heer A, met wie zij een kind heeft. A en het kind wonen in Nederland. Vanaf 2013 is A eigenaar van een personenauto, die toen nog een Nederlands kenteken had. De auto is in september 2014 geëxporteerd. In oktober 2014 is op naam van A een Roemeens kenteken voor de auto afgegeven. In april 2015 wordt geconstateerd dat X als bestuurder van deze auto in Nederland gebruik maakt van de weg. Bij deze controle stelt X dat ze in Nederland woont en hier ook wil blijven. In geschil is de naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting van € 949, alsmede de 100% verzuimboete.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X op het moment van de constatering van het gebruik van de weg – conform art. 7 van de 83/182/EEG-richtlijn - haar gewone verblijfplaats in Nederland had. X stelt vergeefs dat zij slechts op vakantie in Nederland was en al vanaf 2014 in Roemenië woonde. Pas in april 2016 is X namelijk officieel bij de gemeente uitgeschreven en verhuisd naar Roemenië. Het maakt niet uit dat X kennelijk al eerder in Roemenië de beschikking over een woning had. De boete is ook terecht. Gelet op haar onaannemelijke verhaal is geen sprake van afwezigheid van alle schuld (avas). Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 37

Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 34

Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 7

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 26 maart

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen