Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet met concreet verifieerbare stukken aannemelijk maakt dat de auto's hem in de naheffingstijdvakken niet ter beschikking hebben gestaan. X is de feitelijke bestuurder, dus de aanslagen zijn terecht aan hem opgelegd.
X woont vanaf zijn geboorte in Nederland. In 2019 en 2020 wordt X bij controles staande gehouden in twee auto's met Litouwse kentekens. In geschil zijn de MRB-naheffingsaanslagen over 25 mei 2018 tot en met 25 maart 2019 en over 17 oktober 2019 tot en met 16 november 2020, met 100% verzuimboeten van € 2279 en € 3660. Volgens X is hij in loondienst van een werkgever in Litouwen en moet de inspecteur de MRB bij de werkgever naheffen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet met concreet verifieerbare stukken aannemelijk maakt dat de auto's hem in de naheffingstijdvakken niet ter beschikking hebben gestaan. X is de feitelijke bestuurder, dus de aanslagen zijn terecht aan hem opgelegd (zie HR 5 april 2019, 18/02987, V-N 2019/19.16). De verzuimboeten van 100% zijn passend en geboden, met dien verstande dat ze wegens het overschrijden van de redelijke termijn met 15% en 5% worden gematigd tot € 1937 respectievelijk € 3477. Daarnaast krijgt X een immateriële schadevergoeding van € 2000.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67c
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 37
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 34
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 23 mei