De heer X is volgens het kentekenregister van 24 januari 2012 tot en met 9 juli 2012 houder van een personenauto. Op de auto is op 21 februari 2012 executoriaal beslag gelegd door een belastingdeurwaarder. Volgens de akte van betekening zijn ook het kentekenbewijs en de sleutels in beslag genomen. X heeft voor de tijdvakken gelegen in de periode van 29 januari 2012 tot en met 28 juli 2012 geen motorrijtuigenbelasting voldaan. In verband hiermee zijn door de inspecteur naheffingsaanslagen aan X opgelegd. Rechtbank Gelderland stelt de inspecteur in het gelijk. X stelt in hoger geroep dat de auto na het beslag conform art. 8 lid 1 Wet MRB 1994 feitelijk en niet geheel voorbijgaand ter beschikking staat van een ander.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X ook na de inbeslagname houder van de auto is gebleven. Er is namelijk geen 'gezamenlijk verzoek' gedaan conform art. 8-1-a Wet MRB 1994. Voorts is de inspecteur niet verplicht ambtshalve conform art. 8-1-b Wet MRB 1994 een ander als houder van de auto aan te wijzen. Er wordt wel geloof gehecht aan de verklaring van de inspecteur dat hij pas door het bezwaarschrift tegen de aanslagen op de hoogte van het beslag is geraakt. X kan ook geen beroep doen op onderdeel 8 sub 1 Kaderbesluit van 4 juli 2007, nr. CPP2007/1107M, V-N 2007/35.22 inzake inbeslaggenomen auto's. Dit goedkeurende beleid is namelijk reeds op 4 juni 2010 (zie V-N 2010/34.14) per 16 juni 2010 ingetrokken. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 17 april