X woont in Nederland en wordt op 31 januari 2017 als bestuurder aangetroffen in een Mercedes met Frans kenteken. De auto is eigendom van een zakenrelatie van zijn vader. Die zakenrelatie stalt de auto sinds 2011 af en toe in een loods van de vader. X stelt aanvankelijk dat hij de auto soms mag gebruiken, maar later stelt X dat hij de auto juist moet gebruiken om te voorkomen dat deze 'vierkante' banden krijgt. In geschil is de MRB-naheffingsaanslag over het tijdvak 4 juni 2015 tot en met 30 januari 2017, alsmede de 100% verzuimboete van € 4280. Rechtbank Noord-Holland stelt de inspecteur in het gelijk. X gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam oordeelt dat X niet bewijst dat de auto hem niet gedurende het hele naheffingstijdvak ter beschikking heeft gestaan. De sterk wisselende verklaringen van X, zijn vader en de eigenaar zijn namelijk onvoldoende, nog daargelaten dat ook niet is gepreciseerd in welke periode(n) de auto X niet ter beschikking zou hebben gestaan. Het maakt ook niet uit dat de politie X bij een eerdere controle niet heeft verteld dat hij motorrijtuigenbelasting is verschuldigd. Uit de coulance wil de inspecteur de boete alsnog matigen tot 10%. Het beroep van X is slechts in zoverre gegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 34
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 13
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 7
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 30 maart