X is houder van een kampeerauto met geschorst kenteken. X haalt de auto op 7 april 2021 uit de stalling en op 23 april 2021 constateert de inspecteur dat met de auto gebruik wordt gemaakt van de openbare weg. In geschil is de MRB-naheffingsaanslag over 24 april 2020 t/m 23 april 2021, alsmede de 100% verzuimboete van € 740. Hierbij is rekening gehouden met het feit dat het kenteken tussentijds deels niet was geschorst en dat toen wel MRB was betaald. Rechtbank Gelderland verlaagt de aanslag, omdat het kenteken in de periode van 30 juni 2020 tot en met 12 oktober 2020 rechtsgeldig was geschorst. De boete wordt vernietigd. De inspecteur gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de periode van naheffing is gekoppeld aan de omstandigheid dat niet is voldaan aan de voor de schorsing gestelde voorwaarden en dat dus niet relevant is of het kenteken in die periode rechtsgeldig was geschorst. De naheffing van € 740 is dus terecht. Ten aanzien van de boete stelt X vergeefs dat hij aan suikerziekte lijdt en op 7 april 2021 bij het telefonisch ontschorsen een hypo kreeg. Er is wel reden om de boete te matigen. Er is namelijk een (zeer) lichte vorm van schuld en het is zijn eerste verzuim. De boete wordt gematigd tot nihil.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67c
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 37
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 35
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 28 november
Informatiesoort: VN Vandaag