Hof Arnhem–Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat doorslaggevend is dat het parkeerterrein voor het openbaar rijverkeer of ander verkeer openstaat.

De heer X is houder van een personenauto. In 2008 verzoekt X de inspecteur schriftelijk de maandelijkse inning van de motorrijtuigenbelasting stop te zetten. Met de auto zou namelijk niet meer worden deelgenomen aan het verkeer en de auto zou staan op een klein parkeerterrein tussen flats dat alleen door omwonenden wordt gebruikt. Door tussenkomst van de RDW schorst X vervolgens het kenteken. In 2011 constateert de Belastingdienst bij een visuele controle dat de auto op het bewuste parkeerterrein staat. In geschil is de vervolgens opgelegde MRB-naheffingsaanslag, alsmede de 100% verzuimboete van € 954. Rechtbank Arnhem vermindert de boete vanwege de financiële omstandigheden van X naar € 95. X gaat in hoger beroep.

Hof Arnhem–Leeuwarden oordeelt dat doorslaggevend is dat het parkeerterrein voor het openbaar rijverkeer of ander verkeer openstaat. In tegenstelling tot wat X kennelijk meent, is niet nodig dat met de auto actief aan het verkeer wordt deelgenomen. X beroept zich vergeefs op het vertrouwensbeginsel. De inspecteur hoefde in 2008 geen nader onderzoek te doen naar de fiscale merites van het parkeren op het bewuste parkeerterrein. Het doet er ook niet toe dat in een aan X toegestuurde RDW-folder de volgende tekst staat "Vanaf dat moment mag u met uw voertuig geen gebruik meer maken van de openbare weg. Het voertuig moet dan op een ‘eigen' terrein zijn geparkeerd". Het beroep is ook voor wat betreft de boete ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 5

Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 35

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67c

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 3 mei

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen