Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat de enkele mededeling van X dat de auto van zijn broer is en hem slechts één dag ter beschikking heeft gestaan onvoldoende is om als tegenbewijs inzake het vermoede feitelijke gebruik en houderschap te dienen.
X staat sinds 2015 ingeschreven in de Basisregistratie personen. Op 11 september 2018 wordt geconstateerd dat hij een Ford Fiesta met buitenlands kenteken bestuurt. Deze auto staat vanaf 18 december 2017 op naam van zijn broer, die in het buitenland woont. In geschil is de MRB-naheffingsaanslag van € 798 over het tijdvak 18 december 2017 tot en met 10 september 2018, alsmede de 10% verzuimboete. Rechtbank Gelderland stelt de inspecteur in het gelijk. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de enkele mededeling van X dat de auto van zijn broer is en hem alleen op 11 september 2018 ter beschikking heeft gestaan onvoldoende is om als tegenbewijs inzake het vermoede feitelijke gebruik en houderschap te dienen (zie HR 5 april 2019, 18/02987, V-N 2019/19.16). Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 34
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 7
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 19 november