Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt na verwijzing door de Hoge Raad dat X niet slaagt in het van hem verlangde tegenbewijs. Zijn (wisselende) verklaringen en de overgelegde stukken sluiten niet uit dat de auto met Duits kenteken hem in het naheffingstijdvak mede ter beschikking staat.
X woont sinds 1974 in Nederland en wordt op 15 december 2015 aangetroffen als bestuurder van een personenauto met Duits kenteken. Het kenteken staat op naam van zijn echtgenote. In geschil is de MRB-naheffingsaanslag van € 6801 over 1 januari 2012 tot en met 14 december 2015. Hof ’s-Hertogenbosch vernietigt de aanslag. De auto staat voornamelijk ter beschikking van zijn echtgenote, die oorspronkelijk in Duitsland werkte en X heeft de beschikking over een eigen auto met Nederlands kenteken. Volgens de Hoge Raad (29 mei 2020, 18/02339, V-N 2020/26.18) kan meer dan één persoon feitelijk houder zijn van een in het buitenland geregistreerde auto, zodat X alsnog aannemelijk moet maken dat de auto hem niet mede ter beschikking staat. Volgt verwijzing.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X niet slaagt in het van hem verlangde tegenbewijs. X stelt vergeefs dat de auto eigendom is van zijn in Duitsland wonende schoonouders. Het kenteken staat op naam van zijn echtgenote, omdat de verzekering goedkoper is. Zijn (wisselende) verklaringen en de overgelegde stukken sluiten niet uit dat de auto hem in het naheffingstijdvak mede ter beschikking staat. Het maakt niet uit dat X een eigen Nederlandse auto heeft. Volgens X kan hij namelijk over beide auto’s beschikken als zijn schoonouders vrijwel wekelijks in Nederland zijn. De hoogte van de naheffing volgt uit de wet. Deze kan niet worden gematigd op grond van de fysieke en psychische problemen van X. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
Wetsartikelen:
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 34
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 7
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 21 juni