Belanghebbende, X nv, biedt tot 1 juli 2013 schadeverzekeringen aan ter dekking van het risico op schade als gevolg van verborgen gebreken bij slachtvee. X nv voert in 2012 een strategische heroriëntatie uit, wat resulteert in de beslissing om de bestaande verzekeringsactiviteiten te beëindigen en een nieuwe vorm van dienstverlening, de Kwaliteitsregeling, te introduceren. Deelnemende slachthuizen betalen hiervoor een bijdrage. X nv controleert de deelnemers periodiek op naleving van de kwaliteitsvoorschriften. Voldoet de deelnemer aan die voorschriften en wordt zijn product ongeschikt voor menselijke consumptie verklaard, dan kan de deelnemer X nv om compensatie verzoeken. De overeenkomst tot deelname, de algemene voorwaarden en de beoordelingscriteria bepalen elk expliciet dat X nv "nimmer tot uitkering verplicht" is. X nv stopt per 1 juli 2013 met het indienen van aangiften assurantiebelasting. De inspecteur is echter van mening dat de belastingplicht niet is beëindigd. In geschil is de naheffingsaanslag assurantiebelasting over september 2013. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden zijn de overeenkomsten aan te merken als verzekeringen. Er is namelijk geen materiële wijziging teweeg gebracht ten opzichte van de voorheen bestaande verzekeringen.Het is voorts aannemelijk dat X nv een verzoek om compensatie niet naar believen en ongemotiveerd (geheel) zou kunnen afwijzen onder verwijzing naar de letterlijke bewoordingen van de overeenkomst. X nv gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat de beslissing van het hof geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting. In de overwegingen van het hof ligt namelijk besloten dat de door X nv gesloten overeenkomsten – in weerwil van de letterlijke bewoordingen daarvan – aldus moeten worden uitgelegd dat X nv verplicht is haar wederpartij te compenseren voor geleden schade indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Aan de bepalingen van een overeenkomst kan een andere dan de taalkundige betekenis worden gehecht. Beslissend is de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mogen toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mogen verwachten (vgl. HR 5 april 2013, nr. 11/05299, ECLI:NL:HR:2013:BY8101, NJ 2013/214, onderdeel 3.4.3).De uitspraak is door het hof ook voldoende gemotiveerd. De op de Kwaliteitsregeling gebaseerde contracten moeten volgens het hof aldus worden uitgelegd dat X nv een daarin voorziene uitkering niet zal kunnen weigeren op de enkele grond dat in de overeenkomst is bepaald dat geen daartoe strekkende verplichting wordt aanvaard. In verdergaande mate kan dat oordeel, verweven als het is met waarderingen van feitelijke aard, in cassatie niet worden onderzocht. Het beroep van X nv is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op belastingen van rechtsverkeer 20
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer
Instantie: Hoge Raad
Editie: 2 oktober