Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat X in de relevante periode de feitelijke beschikkingsmacht had over de auto met Belgisch kenteken. De naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting is terecht opgelegd.

Aan X is een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd over de periode 1 januari 2014 t/m 11 oktober 2015 alsmede een verzuimboete. X is in loondienst bij een vennootschap die met ingang van 13 augustus 2012 een auto met Belgisch kenteken huurt. Voor de auto is geen mrb betaald. In geschil is of de naheffingsaanslag mrb en verzuimboete terecht zijn opgelegd.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant verwerpt het betoog van X dat het Unierecht van toepassing is, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 5 april 2019, V-N 2019/19.16 waarin onder meer is geoordeeld dat de heffing van mrb ten aanzien van motorrijtuigen met een buitenlands kenteken niet in strijd is met het Unierecht. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat X in de relevante periode de feitelijke beschikkingsmacht heeft over de auto. Een logisch gevolg is volgens de rechtbank dat met de auto gebruik is gemaakt van de openbare weg in Nederland. Dat wordt bevestigd door de verkeersovertredingen die met de auto zijn begaan in Nederland. X maakt zijn standpunt dat hij de Nederlandse weg niet heeft betreden als bestuurder van dit voertuig, niet aannemelijk. De verzuimboete is passend en geboden, wel heeft X recht op vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 7

Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 6

Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 34

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 28 juni

22

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen