Belanghebbende, de heer X, exploiteert een uitzendbureau. Aan X zijn vanwege gebreken in de loonadministratie over 2005 en 2006 LB/PVV-naheffingsaanslagen van in totaal € 381.405 opgelegd en vergrijpboetes van in totaal € 115.865. De aanslagen zijn gebaseerd op het (gebruteerde) anoniementarief. X gaat vervolgens failliet. Rechtbank Haarlem matigt de boetes tot € 107.503. X gaat in hoger beroep. Het (gezamenlijke) inkomen van X en zijn echtgenote bestaat op dat moment uit een netto uitkering van € 1033 per maand, waarop € 133 wordt ingehouden in verband met een beslag. Hof Amsterdam verklaart het hoger beroep van X eerst niet-ontvankelijk, omdat het griffierecht van € 112 niet is betaald. X gaat in verzet. Het hof verklaart het verzet van X gegrond en verlaagt het griffierecht tot € 20. De Hoge Raad (28 maart 2014, nr. 12/03888 2014, V-N 2014/16.8) oordeelt dat het griffierecht in een geschil over een belastingaanslag niet in alle gevallen op straffe van (niet-)ontvankelijkheid moet worden betaald. In casu heeft het hof de niet-ontvankelijkverklaring terecht achterwege gelaten. Gelet namelijk op de slechte inkomens- en vermogenspositie van X kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat hij door het niet-betalen van het griffierecht in verzuim is geweest. Het beroep van de Staatssecretaris van Financiën is ongegrond. De inspecteur stelt dat de aanslagen moeten worden verminderd tot € 257.057 en de boetes tot € 35.000 en voert subsidiair aan dat sprake is van grove schuld. Hof Amsterdam verwerpt het betoog van X dat als het sofinummer van de werknemer bekend is, de werkgever niet verplicht is tot verdere controle, informatie of verslaglegging (zie HR 29 juni 2007, nr. 42.406, V-N 2007/31.20). De inspecteur heeft de correcties voldoende onderbouwd door per werknemer te vermelden wat in de loonadministratie ontbreekt of wat er overigens aan schort. Deze gebreken zijn te wijten aan grove schuld, zodat de boetes in principe terecht zijn. Gelet echter op het opgeheven faillissement bij gebrek aan baten, het feit dat X met zijn gezin leeft van een uitkering van € 1014 per maand, de betalingsverplichtingen voortvloeiende uit de onderhavige aanslagen die voor een aanzienlijk deel gebaseerd zijn op het hoogste en gebruteerde marginale tarief en het (lange) tijdsverloop, worden de boetes verminderd tot nihil. Het hoger beroep van X is deels gegrond. Met betrekking tot de schadeclaim van € 3 miljoen die X vordert, wordt opgemerkt dat de bestuursrechter het schadeaspect integraal kan overlaten aan de civiele rechter. Dit is hier het geval, omdat de vordering niet nader is uitgespitst en de vordering kennelijk ook ziet op gedragingen van het UWV. X moet zijn vordering dus bij de civiele rechter aanbrengen.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet bestuursrecht 8:41
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27l