Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X1 en X2 niet aannemelijk maken dat ze door onvoorziene omstandigheden redelijkerwijs niet in staat waren de woning als hoofdverblijf te gaan gebruiken. Zij stellen vergeefs dat ze na de aankoop elders een droomwoning vonden.
X1 en X2 kopen in september 2021 een woning voor € 440.000. De levering daarvan vindt plaats op 7 februari 2022. Op 1 maart 2022 wordt de woning weer verkocht voor € 528.000 en geleverd op 21 april 2022. X1 en X2 hebben er nooit gewoond, ondanks hun verklaring bij de aangifte overdrachtsbelasting dat de woning na de verkrijging anders dan tijdelijk, als hoofdverblijf zal worden gebruikt. Hierdoor was het lage 2%-tarief (€ 8800) van toepassing. In geschil zijn de naheffingsaanslagen, waarbij alsnog 8% overdrachtsbelasting is geheven over € 528.000 (€ 42.240 minus € 8800).
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X1 en X2 niet aannemelijk maken dat ze door onvoorziene omstandigheden redelijkerwijs niet in staat waren de woning als hoofdverblijf te gaan gebruiken. Zij stellen vergeefs dat ze na de aankoop elders een droomwoning vonden. Volgens de wetsgeschiedenis wordt met onvoorziene omstandigheden namelijk gedoeld op zwaarwegende omstandigheden als overlijden, echtscheiding, baanverlies of het aanvaarden van een baan in een andere regio. De maatstaf van heffing is € 528.000, zijnde de waarde in het economische verkeer, gezien de korte tijdspanne tussen de verkoop en de verkrijging. De beroepen van X1 en X2 zijn ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op belastingen van rechtsverkeer 15a
Editie: 2 augustus
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant