X bv handelt in scheepsbrandstoffen. X bv koopt veraccijnsde rode gasolie in en verkoopt deze onveraccijnsd door aan binnenschippers. De schippers tekenen hiertoe bunkerverklaringen af. In verband met deze doorverkopen verzoekt X bv om teruggaven accijns, brandstoffenbelasting (BSB), regulerende energiebelasting (REB) en voorraadheffing. De verzochte teruggaven zijn telkens verleend. Na een onderzoek stelt de inspecteur echter dat een aantal "papieren" verkopen in werkelijkheid niet heeft plaatsgevonden en legt naheffingen op. Rechtbank Breda oordeelt dat de Wet op de accijns ook van toepassing is op de BSB en de REB. Op grond van art. 20 AWR kan de ten onrechte aan X bv gerestitueerde BSB en REB worden nageheven. X bv gaat in sprongcassatie en stelt dat de Wet belastingen op milieugrondslag niet voorziet in teruggaafregelingen voor de BSB en REB. Volgens X bv is geen sprake van verzoeken om teruggaaf ingevolge de Wbm en kan de ten onrechte teruggegeven belasting niet worden nageheven.
De Hoge Raad oordeelt dat de verzoeken om teruggaaf van de BSB en REB wel een wettelijke grondslag hebben. In de Wbm worden deze belastingen namelijk expliciet geduid als waren ze accijnzen. De teruggaafregeling van art. 70 Wet op de accijns is daarmee van overeenkomstige toepassing bij de heffing van BSB en de REB. De teruggegeven bedragen kunnen dus wel worden nageheven. Het beroep van X bv is ongegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Accijns en verbruiksbelastingen, Milieuheffingen
Instantie: Hoge Raad (Belastingkamer)