X is eigenaar van een motortankschip waarmee in opdracht van derden olie wordt vervoerd. Naast de ladingtanks beschikt het schip over twee sloptanks die dienen voor de tijdelijke opslag van restlading (niet verontreinigd restant) en residu (verontreinigd restant). Op 24 maart 2016 wordt bij een douanecontrole in de sloptank aan bakboord 2865 liter benzine en aan stuurboord 959 liter gasolie aangetroffen. In geschil zijn de naheffingsaanslagen accijns van € 2669 en voorraadheffing van € 29. Volgens Hof Den Haag heeft X de herkomst voldoende aangetoond. De restlading laat zich verklaren omdat het bij veel terminals niet is toegestaan leidingen leeg te blazen of in het schip terug te pompen en de restlading niet altijd verenigbaar is met de inhoud van de ladingtanks. Het maakt niet uit dat X niet beschikt over een ladingboek – conform het Besluit 27 mei 2005, B/CPP 2005/589M 'Mededeling 61' – om de herkomst van de restlading aan te tonen. De Staatssecretaris van Financiën gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat met de gegevens die X heeft overgelegd niet kan worden vastgesteld onder dekking van welke documenten de lading, waarvan delen vanuit de ladingtanks naar de sloptanks zijn overgepompt, is vervoerd en er kan niet worden vastgesteld of materieel is voldaan aan de in Mededeling 61 bedoelde voorwaarden (zie HR 6 augustus 2021,19/00789, V-N 2021/33.12, r.o. 5.3.4 en 5.2.6). De naheffing is ook niet onredelijk. De voorwaarden van Mededeling 61 houden in dat X de inhoud van de sloptanks administreert en de herkomst staaft met administratieve bescheiden. Van deze administratieve last kan niet worden gezegd dat deze onevenredig is in verhouding tot het doel van de administratieve voorwaarden. Voor het overige geldt dat de verschuldigdheid van de accijns rechtstreeks voortvloeit uit de wet. De inspecteur komt daarbij geen beoordelings- of beleidsvrijheid toe. Het beroep van de Staatssecretaris is gegrond.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Accijns en verbruiksbelastingen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 27 september