Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur over een nieuw feit beschikt, zijnde het resultaat van het FIOD-onderzoek in november 2016. Bij de voordien geregelde aanslagen hoefde de inspecteur niet te twijfelen aan de juistheid van de aangiften.
X laat haar IB-aangiften van 2013, 2014 en 2015 verzorgen door haargemachtigde. Na signalen dat deze gemachtigde zonder enig bewijs aftrekposten bij klanten opvoert, start de FIOD een onderzoek. Uit de chikwadraattoets volgt het sterke vermoeden dat de gemachtigde gefingeerde bedragen invult. In 2017 wordt X daarom gevraagd haar aftrekposten van 2013, 2014 en 2015 alsnog met bewijs te onderbouwen. Als X hier niet op reageert, worden navorderingsaanslagen over 2013, 2014 en 2015 opgelegd. De inspecteur wijst op de uitspraak van Rechtbank Gelderland 28 maart 2019, 18/1575, V-N 2019/29.19.8, die over een andere klant van X gaat.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur over een nieuw feit beschikt, zijnde het resultaat van het FIOD-onderzoek in november 2016. Bij de voordien geregelde aanslagen voor 2013, 2014 en 2015 hoefde de inspecteur niet te twijfelen aan de juistheid van de aangiften. De navordering is dus terecht. De hoorplicht is in de bezwaarfase niet geschonden, omdat de bezwaren door het ontbreken van een motivering kennelijk ongegrond waren. De gemachtigde stelt ook vergeefs dat hij namens zeer veel klanten - waaronder X - bewijsmateriaal naar de inspecteur heeft gestuurd wat daar zou zijn zoekgeraakt. De beroepen van X zijn ongegrond.
Lees ook het thema Navordering
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingrecht algemeen
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 19 juli