De heer X huurt een woning waar hij met zijn gezin verblijft. Op 15 februari 2011 is daar een hennepkwekerij aangetroffen. X is hiervoor strafrechtelijk veroordeeld, waarbij de ontnemingsvordering, uitgaande van één geslaagde oogst, is vastgesteld op € 13.384. In geschil is of X in 2010 en 2011 inkomsten uit hennepteelt heeft genoten en of de vergrijpboetes terecht zijn. Volgens Rechtbank Den Haag is het gelet op de gemiddelde kweekcyclus van tien weken niet aannemelijk dat X in 2011 ook heeft geoogst. De inspecteur gaat in hoger beroep.
Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat in 2011 ook éénmaal is geoogst, waarvan de opbrengst in dat jaar is verkocht. De op 15 februari 2011 in beslag genomen plantjes waren namelijk circa vier weken oud. Deze zijn dus rond 18 januari geplaatst. Aangezien bij een hennepkwekerij de kweken elkaar met zo kort mogelijke tussenperioden opvolgen, is het aannemelijk dat er een eerdere kweek is geweest. De door de inspecteur verdedigde 50% boete wordt vanwege de omkering van het bewijs met 20% gematigd tot 40%. Het beroep van de inspecteur is deels gegrond.
Lees ook het thema Navordering.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 13 maart