Belanghebbende, de heer X, exploiteert samen met zijn echtgenote in vof-verband een Vietnamees specialiteitenrestaurant. In 2009 blijkt bij een boekenonderzoek dat de kassa iedere dag voor ‘privédoeleinden' wordt afgeroomd en dat X er regelmatig geld uithaalt om te kunnen gokken. Dit wordt bevestigd door de FIOD die het sterk verouderde kassa-systeem later uitleest. De contante omzet is ook onwaarschijnlijk laag. Landelijk wordt gemiddeld 35% van de omzet gepind, hier is het 80%. Het brutowinstpercentage is wel normaal, omdat bepaalde inkopen niet worden geboekt. De dagomzetten zijn steeds verdicht tot de groepen afhaal, dranken hoog/laag en restaurant. In geschil zijn diverse IB-navorderingsaanslagen en de vergrijpboetes van uiteindelijk 40%. Rechtbank Oost-Nederland verlaagt de boetes vanwege het overschrijden van de redelijke termijn.
Hof Arnhem-Leeuwarden (MK III, 3 december 2013, 13/00209, 13/00210, 13/00211 en 13/00212, V-N Vandaag 2013/2875) oordeelt dat de administratie door het verdichten van de omzetgegevens en het niet boeken van inkopen niet voldoet aan de wettelijke eisen. Het bewijs is daarom terecht omgekeerd en verzwaard. De schattingen van de inspecteur zijn voorts redelijk. Dit wordt bevestigd door de gegevens van de nieuwe kassa die in de loop van 2009 is aangeschaft. In casu zijn boetes van 30% passend en geboden. Deze worden gematigd met vijf procentpunten vanwege het overschrijden van de redelijke termijn, zodat 25% resteert. De inspecteur stelt vergeefs dat hij met deze toekomstige omstandigheid al rekening had gehouden. Het beroep van X is deels gegrond. De Hoge Raad (V-N 2014/65.1.2) oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Belanghebbende verzoekt om herziening van het arrest. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet inzake rijksbelastingen 52