Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten, en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba oordeelt dat sprake is van kwade trouw en dat de inspecteur terecht een navorderingsaanslag heeft opgelegd. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
X is bestuurder van het Arubaanse Q nv en bouwt daar ook een pensioen op. Op 29 september 2006 wordt stichting A opgericht. X is de bestuurder van A. De aandelen in Q nv worden op 3 oktober 2006 overgedragen aan V nv en de pensioenverplichting van Afl. 1,2 mln. aan A. Hierbij komen partijen overeen dat X zijn rekeningcourantschuld van Afl. 1,2 mln. vóór 1 december 2006 zal aflossen. Na het indienen van zijn IB-aangifte 2006 emigreert X in november 2006 naar Panama. Naar aanleiding van een boekenonderzoek bij Q nv stelt de inspecteur dat sprake is van een niet-reguliere uitvoering van de pensioenverplichting en legt daarom op 15 maart 2015 een navorderingsaanslag IB op aan X.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten, en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (V-N 2023/48.1.1) oordeelt dat sprake is van kwade trouw en dat de inspecteur terecht een navorderingsaanslag aan X heeft opgelegd. X maakt namelijk niet aannemelijk dat hij zijn schuld aan A van Afl. 1,2 mln. in 2006 heeft afgelost. Het hof leidt verder uit het samenstel van (rechts)handelingen in de periode 3 oktober 2006 (overdracht van de pensioenverplichtingen) tot en met de emigratie naar Panama af dat X reeds ten tijde van het doen van de IB-aangifte 2006 niet (meer) van plan was om de pensioenregeling regulier uit te voeren. De afkoop heeft dan ook plaatsvonden op Aruba. Nu de inspecteur tot 31 december 2016 de tijd had om na te vorderen, is de aanslag ook tijdig opgelegd. X gaat in cassatie, maar legt geen toereikende volmacht over. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Belastingen overzeese Rijksdelen, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 19 maart
Informatiesoort: VN Vandaag