Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur terecht navorderingsaanslagen IB/PVV heeft opgelegd met toepassing van omkering van de bewijslast.

Belanghebbende, X, is directeur en enig aandeelhouder van een bv die een fiscale eenheid vormt voor de vennootschapsbelasting met een aantal dochterondernemingen. Een van deze dochters exploiteert een discotheek. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur met toepassing van omkering van de bewijslast navorderingsaanslagen IB/PVV voor de jaren 2006 t/m 2009 op aan X in verband met een uitdeling van winst van de bv aan X.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur terecht navorderingsaanslagen IB/PVV heeft opgelegd met toepassing van omkering van de bewijslast. De rechtbank acht het aannemelijk dat er sprake is van een uitdeling van winst van de bv aan X in de orde van grootte van de verzwegen omzet van deze bv. Nu X deze uitdeling van winst niet heeft aangegeven, is door hem niet de vereiste aangifte gedaan. De navorderingsaanslagen zijn terecht opgelegd. Ook de boeten zijn terecht, maar moeten wel worden verminderd met 10% en nog eens 15% in verband met overschrijding van de redelijke termijn. In zoverre is het beroep van X gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 4.13

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 4 mei

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen