X is directeur/enig aandeelhouder van een bv. In 2022 emigreert hij naar het buitenland. Volgens zijn pensioenbrief had X al vanaf 2009 recht op pensioenuitkeringen van de bv. De bv keert echter niets uit vanwege liquiditeitsproblemen. X heeft zelf € 3,8 mln van de bv geleend om te investeren in twee buitenlandse panden. Eén pand is inmiddels verkocht en daarmee heeft X schulden aan derden afbetaald. In het andere pand woont hij nu zelf. In geschil zijn de navorderingsaanslagen over 2014 tot en met 2016, alsmede de 25% vergrijpboeten van in totaal € 6806.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de niet-uitgekeerde pensioenuitkeringen door X zijn genoten omdat deze in de betreffende jaren vorderbaar en inbaar zijn. X maakt niet aannemelijk dat de ingangsdatum van het pensioen is uitgesteld. Het stilzitten door X vanaf 2009 kwalificeert als grove schuld. Bovendien is de opbrengst van het verkochte pand niet gebruikt voor het afbetalen van zijn schuld aan de bv. Het liquiditeitstekort bij de bv heeft X zelf veroorzaakt. Er is dus ook geen pleitbaar standpunt. Wegens het overschrijden van de redelijke termijn worden de boeten wel gematigd tot 20%.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Wet inkomstenbelasting 2001 3.146
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 24 april